Kasteelheuvel aan de rand van het stadje Bronkhorst
De Heren van Bronckhorst wonen al vanaf de twaalfde eeuw op de heuvel ten westen van Bronkhorst. Het stadje ontstaat als nederzetting op de voorburcht van het latere kasteel en Gijsbert VII van Bronckhorst zorgt in 1482 voor stadsrechten. De laatste resten van het kasteel verdwijnen in 1902 onder slopershanden.
Gijsbert van Bronckhorst is bezitter van een vrije heerlijkheid. Deze heerlijkheid valt niet onder de Gelderse hertog, maar rechtstreeks onder de Duitse keizer. Door zijn huwelijk in 1140 wordt hij tevens heer van Rekheim. Zijn nazaten volgen dit voorbeeld en weten vier eeuwen lang door strategische huwelijken hun kasteel en hun macht te versterken. Zo komen de heerlijkheden Batenburg rond 1315 en Borculo in 1360 in hun bezit, waardoor er vanaf 1533 zelfs sprake is van een ‘graafschap Bronckhorst’.
Het geslacht Van Bronckhorst breidt zijn grondgebied uit en vervangt de houten toren op de heuvel, uit de twaalfde eeuw, door een stenen donjon. Dit rechthoekig zaalgebouw komt te staan aan de voet van de oude motte en krijgt een zware ringmuur. De nederzetting op de voorburcht krijgt in 1344 een kapel dankzij geld van de heren van Bronckhorst. In dezelfde eeuw worden op de heuvel nieuwe vleugels aan de donjon gebouwd.