GeoTour Verhaallijn

In dienst van de Keizer

H.J.C.J. van Heeckeren van Enghuizen – militair én landheer


Een jeugd in de Achterhoek

Hendrik Jacob Carel Johan van Heeckeren van Enghuizen (1787–1862) groeide op op Landgoed Enghuizen bij Hummelo. Hij was telg uit een adellijke familie, maar koos als jonge man niet voor een rustig leven op het land. In plaats daarvan trok hij de militaire wereld in en begon zijn carrière als officier in Pruisische dienst.

Vuurdoop bij Jena

Zijn loopbaan begon heftig. In 1806 vocht hij mee in de Slag bij Jena, waar de Pruisen een zware nederlaag leden tegen Napoleon. Van Heeckeren verloor er zelfs zijn paard. Kort daarna stapte hij over naar het Franse leger. Daar vocht hij jarenlang mee in Napoleons veldtochten, van Duitsland tot diep in Rusland.

Overleven in Rusland

De zwaarste beproeving was de veldtocht naar Rusland in 1812. Tijdens de chaotische terugtocht uit Moskou vocht Van Heeckeren mee bij Maloj Jaroslawitz, een slag waarbij duizenden soldaten omkwamen. Slechts een fractie van de 15.000 Nederlandse militairen keerde ooit terug – Van Heeckeren was één van de overlevenden. Ook in 1813, bij Bautzen, vocht hij opnieuw mee.

Van slagveld naar landgoed

Na zijn terugkeer in Nederland trouwde Van Heeckeren met de schatrijke Elisabeth Williams Hope. Dankzij haar vermogen kon hij zich volledig richten op zijn landgoederen in de Achterhoek. Hij liet diverse boerderijen bouwen in Hummelo en Keppel, vaak vernoemd naar veldslagen waar hij zelf had gevochten. Herkenbaar zijn de rood-gele luiken, de kleuren van zijn familie.
-Maloj Jaroslawitz (1860, Zelhemseweg 5) – herinnert aan de bloedige slag bij Moskou.
-Bautzen (1852, Zelhemseweg 29) – een veldslag met tienduizenden slachtoffers.
-Jena (1851, Rozegardeweg 7) – verwijst naar zijn eerste gevecht en overstap naar Franse dienst.
Op die manier legde Van Heeckeren zijn militaire verleden letterlijk vast in het Achterhoekse landschap.

Tabak als bron van welvaart

In dezelfde tijd bloeide in Hummelo en Keppel de tabaksteelt. De Van Heeckerens waren actief in de handel: ze kochten tabak van boeren, verpakten deze en verkochten hem door naar Amersfoort en Amsterdam. Rond 1812 werd in Keppel maar liefst 18 hectare met tabak beplant – goed voor het inkomen van een kwart van de gezinnen. Ook in Hummelo leefden veel families hiervan.

Onder het Franse bewind kwam daar abrupt een einde aan. De overheid voerde een monopolie in en gaf steeds minder vergunningen. In 1813 mochten de boeren in Hummelo geen tabak meer telen, en in Keppel werd de productie drastisch beperkt. Zo verdween een belangrijke pijler van de lokale economie.